GIRD: Het stille gevaar voor de werparm van sporters
Bij sporters die regelmatig bovenhandse bewegingen maken — denk aan honkballers, volleyballers of handballers — zien we vaak subtiele maar belangrijke veranderingen in de schouderfunctie. Eén van deze aanpassingen is het Glenohumeral Internal Rotation Deficit (GIRD). Hoewel GIRD aanvankelijk als een normale aanpassing werd gezien, tonen steeds meer studies aan dat het een significante risicofactor is voor schouderblessures.
In dit artikel leggen we uit wat GIRD is, hoe het ontstaat, welke gevolgen het heeft en hoe het te behandelen is.
Wat is GIRD?
GIRD verwijst naar een verlies van endorotatie in de schouder (het naar binnen draaien van de bovenarm), specifiek in de dominante werparm van atleten. Het gaat niet om een blessure op zich, maar eerder om een functionele beperking die voortkomt uit een combinatie van:
- Botaanpassingen (humerale retroversie)
- Spierveranderingen (thixotropie)
- Verdikking van het posterieure kapsel
Hoewel deze aanpassingen deels fysiologisch zijn, kan een te groot verlies aan endorotatie leiden tot overbelasting, verminderde prestatie en verhoogd blessurerisico.
Hoe ontstaat GIRD?
De pathofysiologie achter GIRD is complex en multifactorieel:
1. Humerale retroversie (HR)
Door herhaald werpen in de jeugd kan het schoudergewricht botmatig "draaien" naar een positie met meer exorotatie. Dit leidt vaak tot een structurele beperking in endorotatie.
2. Posterieur kapsel
Bij overbelasting ontstaat kapsulaire verdikking en stijfheid, vooral aan de achterkant van het schouderkapsel. Dit remt de interne rotatie.
3. Spierstijfheid en thixotropie
Herhaalde excentrische belasting van de posterieure rotator cuff (met name tijdens de vertragingsfase van het werpen) leidt tot verhoogde spierstijfheid — ook wel thixotropie genoemd — wat het gewrichtsbereik beperkt.
Diagnostiek: Hoe meet je GIRD?
Het meten van GIRD gebeurt passief in ruglig, met:
- De arm geabduceerd tot 90°
- De elleboog in 90° flexie
Mogelijke meetcriteria:
- GIRD > 18° verlies van endorotatie (vergeleken met de niet-dominante zijde)
- TROM-asymmetrie > 5° (TROM = Total Range of Motion: IR + ER)
- GIRD > 10% verlies van TROM t.o.v. de andere zijde
- Endorotatieverlies > exorotatiewinst in de dominante arm
Let op: Deze definities zijn niet universeel en verschillen per studie. Daarom is het belangrijk GIRD te interpreteren in de context van het totale bewegingspatroon.
Risicofactoren voor letsel
Onderzoek toont aan dat GIRD kan bijdragen aan schouderklachten bij sporters. De studie van Achenbach et al. laat zien dat:
- Krachtverlies van de exorotatoren
- Lage exorotatie/endorotatie-ratio
belangrijke risicofactoren zijn voor overbelastingletsels bij jonge mannelijke handballers. Ook asymmetrie in TROMen GIRD boven de 18° vergroten het risico op letsel aanzienlijk (Wilk et al.).
Klinische kenmerken
Sporters met GIRD kunnen het volgende ervaren:
- Beperkte schouderendorotatie
- Stram gevoel aan de achterzijde van de schouder
- Verminderde werpkracht of precisie
- Chronische schouderirritatie of pijn na belasting
Bij langdurige aanwezigheid kan GIRD bijdragen aan aandoeningen zoals:
- SLAP-laesies
- Rotatorcuff tendinopathie
- Impingement syndromen
Behandeling: wat werkt?
De behandeling van GIRD richt zich op het verbeteren van de interne rotatie door het beïnvloeden van:
1. Posterieur kapsel
- Sleeper stretch (aanpassing: atleet rolt 20-30° naar achteren voor betere scapulaire fixatie)
- Cross-body stretch (horizontale adductie van de schouder)
Deze rektechnieken zijn gericht op het rekken van het stijve posterieure kapsel.
2. Spieraanpassingen
- Myofasciale release
- Massage (bijv. Graston-techniek)
- Excentrische training van de rotator cuff
- Verbetering van scapulaire controle
3. Alternatieve methoden
- Stretchen van het contralaterale SI-gewricht
- Ademhalingstechnieken gericht op houding en bewegingsketen
- Neuromusculaire controle van het scapulothoracale ritme
Hoewel deze indirecte benaderingen veelbelovend zijn, is meer onderzoek nodig naar hun effectiviteit.
Prognose
Wanneer GIRD tijdig wordt herkend en goed wordt behandeld, is de prognose gunstig. Veel sporters kunnen binnen enkele weken tot maanden verbeteren in mobiliteit en functie. Blijft GIRD echter onbehandeld, dan kan het bijdragen aan chronische overbelasting en prestatievermindering — of zelfs tot operatieve ingrepen leiden bij secundaire schade (zoals labrum- of peesletsels).
Conclusie
GIRD is meer dan een simpele beperking van endorotatie. Het is een dynamisch samenspel van botstructuren, spieren en kapsel, beïnvloed door jarenlange sportbelasting. Bij sporters met werpactiviteiten verdient dit fenomeen aandacht, zowel in screening als in training en revalidatie.
Een gedifferentieerde aanpak, met aandacht voor zowel directe als indirecte behandelmethoden, biedt de meeste kans op succes. Denk aan GIRD bij onbegrepen schouderklachten — en voorkom grotere blessures door vroeg in te grijpen.